Videocolleges hebben voordelen, maar zijn een verarming van de academische gemeenschap. Bovendien doen zij geen recht aan het persoonlijke contact tussen docenten en studenten. Dat betoogt Martijn Dekker, docent Algemene Sociale Wetenschappen.Ik heb met veel interesse het opiniestuk van Charlotte Bouwman gelezen, waarin ze pleit voor het aanbieden van videocolleges. Volgens Bouwman is het online aanbieden van hoorcolleges een welkome ondersteuning van het onderwijs en is het een goed alternatief voor studenten die, door bijvoorbeeld andere verplichtingen, op bepaalde tijdstippen niet naar de universiteit kunnen komen.
Deels ben ik het met Bouwman eens. Videocolleges zijn in zoverre een verrijking, dat je op een later tijdstip nog eens rustig kan terugkijken wat de exacte definitie van een bepaald concept is. Fijn als je de dag erna een tentamen hebt. En het is ook fijn als je dat, zoals Bouwman stelt, om vier uur ‘s ochtends in bed kan doen. Er is in principe niets mis met het adagium ‘U vraagt, wij draaien’.
Wisselwerking
Maar toch denk ik dat Bouwman het belang van interactie onderschat. Een hoorcollege geven is in zekere zin wel te vergelijken met een performance, met een concert of een toneelstuk. Reacties van het publiek zijn van vitaal belang voor een docent, omdat deze zijn of haar verhaal zo nodig direct kan aanpassen of een andere richting op sturen. Of die reacties nu positief zijn – voorover gebogen, aandachtig luisterende mensen – of negatief – gapende, op notitieblokken krabbelende mensen – een docent kan daar iets mee.
Naast docent ben ik ook zanger/gitarist van een rockband(je), en ik zie heel duidelijk de paralellen tussen beide professies. Goed, de laatste bezigheid is slechts een hobby, maar ik merk dat de ervaring die ik heb opgedaan tijdens het muzikaal vermaken van honderden mensen, die nota bene een kaartje gekocht hebben, zeer waardevol zijn. Het publiek vraagt, wij draaien. Of: spelen, in dit geval. En deze ervaring maakt dat ik er oprecht van overtuigd ben dat je hoorcolleges kunt vergelijken met concerten. Zo kun je via YouTube allerhande live optredens bekijken, maar geef toe: zo’n filmpje haalt het totaal niet bij de belevenis van een concert in Paradiso.
Collectieve extase
We zijn het er ongetwijfeld over eens dat de inhoud van een college centraal staat, dus in die zin kan een videocollege een prima alternatief zijn. Maar toch mis je, gezeten achter je laptop – of liggend in bed, met je laptop op je buik en een kop koffie en croissantje binnen handbereik – het enthousiasme, de passie van een docent. Of je het nu ‘effervescence’ noemt, zoals de Franse socioloog Durkheim het noemde, of collectieve extase; het gevoel dat een inspirerend en interessant college kan opwekken, is simpelweg niet via een glasvezelkabel op te wekken.
Natuurlijk loop je niet na ieder hoorcollege borrelend van enthousiasme naar buiten. Zo stelt Bouwman dat de goede hoorcollegedocent een zeldzaam ras is en ik wil best toegeven dat hier een kern van waarheid in zit. Hoorcollegedocenten zijn net mensen, met goede en slechte dagen. Als je het niet regelmatig doet, is het moeilijk voor te stellen hoeveel energie het kost om een groep van honderd (of honderden) mensen enthousiast te maken voor theorieën, concepten en (verplichte) tentamenstof. Ik wil best geloven dat docenten er niet altijd in slagen om de stof met passie te presenteren. Maar toch ben ik ervan overtuigd dat het merendeel, het overgrote merendeel, van de docenten gepassioneerd is over de onderwerpen die ter sprake komen. Er is namelijk niets leukers dan mensen te vertellen over dingen die je zelf interessant vindt en die passie zie ik bij heel veel collega’s.
38-13=25
Ik weet zeker dat de meeste docenten er precies zo over denken, hoewel ze het misschien niet zo onder woorden zullen brengen, maar mijn eigen onderwijsvisie is samen te vatten met een eenvoudige rekensom: 38-13=25. Dit klinkt misschien wat abstract, maar ik kan het uitleggen.
Als je bedenkt dat studeren in principe een fulltime bezigheid is en dat studenten bij mijn eigen opleiding – Algemene Sociale Wetenschappen – gemiddeld zo’n 13 contacturen per week hebben, dan blijkt dus dat ze 25 uur per week zelf aan de slag moeten om de stof tot zich te nemen en opdrachten te maken. Dit gegeven maakt dat ik ervan overtuigd ben dat kennisoverdracht slechts een deel van de taak van een docent is. Het is misschien nog wel belangrijker om studenten te stimuleren, enthousiasmeren en inspireren om zelf aan de slag te gaan.
Ik kan mij zelf nog colleges herinneren die me zo enthousiast hadden gemaakt, dat ik al in de bus mijn boek erbij pakte om verder te lezen. Natuurlijk gaat dit niet op voor ieder college, maar deze dynamiek is wel waar het om gaat binnen de universiteit. We zijn een gemeenschap waarbinnen kennis vergaren en delen(!) de belangrijkste doelen zijn. En een online variant op die gemeenschap is een verarming en doet geen recht aan het persoonlijke contact tussen docenten en studenten – het is een armzalig surrogaat van een belangrijke ‘experience’. Het is van vitaal belang dat er inspirerende docenten zijn, nu en in de toekomst, die studenten in levenden lijve kunnen motiveren om een stapje extra te zetten en zo te werken aan hun eigen ‘Bildung’, aan hun eigen ontwikkeling als academicus en/of kritische wereldburger.
Martijn Dekker is docent Algemene Sociale Wetenschappen en in 2014 verkozen tot Docent van het Jaar van de Faculteit Maatschappij- en Gedragswetenschappen.
Source: Folia